fbpx
Select all categories
{{ channel.title }}

Menu

Renner op de Posbank

Martijn Sargentini Tekst Martijn Sargentini Gepubliceerd 01 October 2014

Toen iemand mij vertelde dat er in Nederland haarspeldbochten liggen, ben ik direct ter plekke gaan kijken. Ik moest ze met eigen ogen zien. Het bleek de waarheid: achter Arnhem ontdekte ik een heuvelachtig bos met bochtige wegen die geen ander nut dienen dan het scheppen van een klimillusie, en waar fietsers voor heel even het zalige gevoel van een suizende afdaling beleven.

Voor wie van klimmen houdt, zijn haarspelden het sublieme. Van veraf bezien schuilt in hun aangekondigde pijn een onweerstaanbare aantrekkingskracht. Een haarspeld is de belofte dat er meer komt dan slechts een flauw strookje bergop: achter iedere bocht liggen nieuwe hoogtemeters, zolang de voorraad strekt. Op de Posbank strekt dat tot pakweg honderd meter boven zeeniveau. Net genoeg om de indruk van een echte klim te wekken. De Mont Ventoux kent zulke krulbochten niet. Ik houd niet van de Ventoux. Eén keer, nooit weer. De Kale Berg. Onvergelijkbaar met de sierlijke krullen naar de Passo Stelvio, fotogeniek als een Italiaans covermodel.
Ik was nooit op de Stelvio. Ik fietste nu over de kletsnatte Beekhuizenseweg omhoog tot de top die Emmapiramide heet. Mijn benen waren nog koud, ik zag mijn adem ontsnappen in de frisse buitenlucht. Ruim een uur kostte het om met de trein vanaf Amsterdam naar Arnhem te reizen. Het was het waard, ondanks de regen. In de afdaling flitsten fietsers en motoren over twee geasfalteerde verdiepingen naar beneden als loden kogeltjes in een houten knikkerbaan. De haarspeld leunde tegen het hellingbos van de Kluizenaarsberg. Aan de rand van de binnenbocht flitste een fotograaf bij[Kenny van Hummel trapte met slechts één been toen hij mij passeerde tijdens zijn krachttraining.] fietsers met genummerde bordjes aan het stuur. Het was druk in het bos, ondanks de regen.

Ik kwam sinds die eerste kennismaking vaak op de Posbank en nooit fietste ik alleen. De Posbank is een veilig klimmersreservaat, een safaripark voor Hollandse heuvelfietsers compleet met ruime parkeerplaatsen en een zelfbedieningsrestaurant. Op de Posbank staan geen driehoeksborden die waarschuwen voor percentages. Het wegdek is perfect en de uitgezette Hereford-runderen grazen netjes achter de hekken. Bij het paviljoen boven staat een beeld van Hare Majesteit op een bronzen omafiets. Ze trapt met de blik gericht op het Reichswald en de Zeven Heuvelen bij Groesbeek, ver weg aan de overkant van de rivier.

Kenny van Hummel trapte met slechts één been toen hij mij passeerde tijdens zijn krachttraining.

Robert Gesink zette ooit zijn trainingsroute online en nog dezelfde week fietste ik zijn achtjes over hellende wegen die ik tot dat moment niet kende. Ik trainde voor een cyclo in de Vogezen en passeerde die dag twintig keer het paviljoen. Op de Snippendaalseweg, de meest venijnige weg omhoog, zag ik Robert rijden. Soepel, geruisloos en op een ultralicht verzet. De Condor van Varsseveld cirkelde op de thermiek van de Veluwezoom, maar stortte een paar weken later neer in het IJsseldal bij Doesburg. Gesink brak zijn been op de weg terug naar huis, vlak buiten de wildroosters van het klimmersreservaat.

Na de Emmapiramide daalde ik tijdens mijn eerste verkenning af tot de voet van de Zijperberg, de westkant van de Posbank. Het dichte bladerdek verduisterde de weg naar boven. Het miezerde onzichtbare druppels, nevelflarden hingen tussen de bomen. Ik ontweek de modderige plassen aan de kant van de weg waar zwijnen ’s nachts de berm hadden omgewroet. Boven keerde ik om. Tijdens het dalen schuurden mijn natte velgen tegen het vuil op de remhoeven. Een passerende motor scheen met de koplampen in de plassen. Waar racefietsers zoeken naar de mooiste wegen, hebben motorrijders die altijd eerder gevonden. Beneden splitste de weg zich in twee afzonderlijke asfaltslierten om een rij eeuwenoude beuken. In een flits zag ik een waterval. De Beekhuizenseweg was op dat moment al toegevoegd aan mijn lijst met favorieten.

Op de hellingen waar ik zo vaak mijn honger naar hoogtemeters stilde, kwam ik ook mijn limieten tegen. Kenny van Hummel trapte met slechts één been toen hij mij passeerde tijdens zijn krachttraining op de Posbank. Toen was Kenny nog niet door L’Équipe uitgeroepen tot slechtste klimmer ooit, en mijn zelfbeeld als klimmer nog niet aan diggelen. Dat kwam pas later, op de klinkers van de Kluizenaarsweg, waar ik opnieuw werd ingehaald door een fietser die niet met beide benen trapte. Ik staarde naar zijn achterwiel en zag dat zijn pedaalslag een stuk sneller ging dan de mijne. Hij trapte met slechts één been, zijn linker, omdat zijn rechterbeen ontbrak. Er stak een prothese van carbon in het rechter klikpedaal. Dat moet een hoop gewicht schelen, dacht ik op dat moment. De valse gedachte van een verslagene. Halverwege de Emmapiramide daalde ik over de wildroosters af naar het station van Arnhem. Ik verliet het klimmersreservaat en nam de trein terug naar Amsterdam.

Een haarspeld is de belofte dat er meer komt dan slechts een flauw strookje bergop: achter iedere bocht liggen nieuwe hoogtemeters, zolang de voorraad strekt.

 

no posts